RUST
RUST
Na de nachtelijke tocht ligt het schip stil, aangemeerd aan de kade van Xàbia. Geen storm, geen golven, geen haast—alleen het zachte klotsen van water tegen de romp. Aan boord beweegt men langzaam. Een man spoelt het dek schoon, een ander hangt zijn oliejas te drogen. Een derde zit gebogen over een krat, verzonken in een taak die nu geen spoed vereist.
De netten zijn opgeborgen, de motor zwijgt. Wat resteert is een kort moment van ademhalen. Van rust, in de meest letterlijke zin. In de achtergrond klimt de ochtend over de heuvels en tekent contouren van huizen, bomen en masten scherp af tegen de lucht. Het licht is helder, maar mild.
Rusten betekent hier niet nietsdoen. Het is het ritme van het vak: werken, herstellen, voorbereiden. Even lijkt de tijd zich te vertragen. Alsof ook de haven een diepe zucht slaakt.